Vakantie is bij ons ongeveer hét event van het jaar. Soms gaan we niet, maar dan tóch weer wel. Soms vertrekken we spontaan eerder, omdat één van ons (lees: Martijn of ik) ineens vindt dat dat een goed idee is. Tijl moet zich daar maar aan aanpassen. Gelukkig doet hij dat al zestien jaar met verrassend veel geduld. Kind van z’n ouders.
En als je mij een beetje kent, dan weet je dat ik best heel flexibel ben… maar dat ik ook over een stevige collectie neuroses beschik. Controle. Scenario-denken. En op z’n tijd een hysterische uitspatting waarvan ik mezelf later afvraag hoe het eruit moet hebben gezien voor de buitenwereld. Niks ernstigs, wel vermakelijk. Hier komen ze. Vijf vakantieverhalen waar nog regelmatig over gesproken wordt.
1. Parijs: giechelen, gillen & pure paniek
Parijs was mijn eerste vakantie naar het buitenland met vriendinnen. Het walhalla. De stad waar ik al jaren over fantaseerde. Ik zag mezelf al helemaal flaneren door de mooie straten van Parijs. We waren jong, dus gingen we low budget met Peter Langhout Reizen. Bestaat inmiddels niet meer, zegt misschien genoeg.
Tijdens de lichttour zat ik in de bus als een soort hyperactieve cultuurstudent die voor het eerst buiten de provincie kwam. De chauffeur vond mijn enthousiasme… hoe zal ik het zeggen… vermoeiend. Ik stelde vragen, hij rolde met zijn ogen. Ik kreeg al snel te horen dat ik niet zoveel vragen moest stellen. Hij wist de antwoorden toch niet.
We scheurden overal langs. “Daar links zie je de Notre Dame!” En voor ik een normale foto kon maken was de Notre Dame alweer uit het zicht verdwenen. Gelukkig stopte de bus wel bij de Eiffeltoren. Eindelijk. Eruit, foto’s maken en vooral: dat ding aanraken. Het móest.
Daar gingen Marieke en ik, giechelend de trappen van de Eiffeltoren op. Tot we achter ons iets zagen bewegen. Onder een stuk karton kwam opeens een vrouw omhoog. We schrokken zó erg dat we hard gillend de trappen weer af renden. Pure paniek.
Alsof dat nog niet genoeg was, hoorden we diezelfde avond in ons sleazy hotel gegil en geknal op de gang. Gevolgd door verhalen over schietpartijen en mishandelingen in ons hotel. Slaap lekker… Toen ik eindelijk de slaap vatte, schrok ik wakker van Marieke, die midden in de nacht rechtop in bed zat en riep:
“ZE IS DOOD!”
“Wie?!”
“DIE VROUW!”
We kunnen er nog smakelijk om lachen. En elke keer als ik de foto zie van mezelf bij de voet van de Eiffeltoren, hoor ik ons gegil weer in m’n hoofd. En ik denk nog wel eens: zouden de mensen die dit gezien hebben het er ook nog wel eens over hebben? Het moet er toch uit hebben gezien als een soort slapstick.
2. Samos: een agressieve hond
Onze eerste vliegvakantie samen. Samos, een Grieks eiland. Zon, zee, idyllisch eiland en lekker eten. Een top combi. We vlogen met Air Holland. Het was in de tijd dat je nog in het vliegtuig mocht roken, ja, zo lang terug. En gatver wat goor.
We huurden een scooter. Martijn reed, wat logisch was. Ik heb ooit een keer op een brommer gereden en uit veiligheidsoverwegingen was dit de beste keuze. Ik zat achterop als een keurig, voorzichtig mens, met helm. Was niet verplicht, maar hé safety first.
Op de scooter croste we het hele eiland over. Naar verlaten plekken met toiletten, zo smerig, dat hangen de enige optie was. Snel plassen en weer doorrrr. Alles best, als het maar niet te hard ging. Tot we door een bos reden en er ineens een agressieve hond van achter een struik tevoorschijn schoot.
Dreigend blaffend en grommend. Vol gas achter ons aan. Ik houd van honden, echt waar. Maar deze had andere plannen. Ik riep “GAS! MARTIJN, GAS!”. Dat liet Martijn zich geen twee keer zeggen. Hij had al getest dat de scooter de 80 km/u kon halen, zonder mij hahaha. Maar met zijn safty-first-vriendin achterop zat dat er niet in. Tot dat moment. En met succes. Het dreigende geblaf verdween steeds meer naar de achtergrond. Pfff. Saved bij de snelle scooter.
3. Millau: kano, struiken en insecten in mijn oren
We stonden met de caravan aan een rivier in Millau, Frankrijk. Prachtige plek. Elke dag werden we gewekt door kwakende eenden en zagen we mensen kanoën. Een paar jaar eerder hadden we dat ook al eens willen doen, maar toen gooide onweer roet in de plannen. Dus nu gingen we er opnieuw voor. Ik waarschuwde Martijn van tevoren: mijn motoriek en ik zijn geen gouden duo. Links en rechts zijn suggesties. Bij aerobics deed ik ooit alles één tel te laat én de verkeerde kant op. Maar goed, we stapten in die kano.
De tocht was geweldig. Super mooie omgeving en het was zelfs rustgevend. Tot het laatste stuk, vlak bij de camping. Mijn oog viel op een aantal kano duo’s die dwars door een struikgewas langs de kant gingen. “Dat wil ik dus niet”, zei ik tegen Martijn. “Jij weet toch hoe je moet sturen?” Dat zei Martijn tenminste altijd. Maar de rivier had andere plannen. En daar gingen we. ”Ik wil het niet” ”Ik wil het niet” ”Ik wil het niet”
Maar we gingen wel. De struiken kwamen steeds dichter bij. ”Martijn, doe iets, ik wil het niet”
Geen controle. Dus ging ik maar achterover in de kano liggen als een hysterische gek. Nog steeds mijn mantra roepend “Ik wil het niet”. Ow mijn God, daar gaan we. Spinnen, vliegen en weet ik wat voor andere onderkruipsels. Toen we uit de struiken kwamen zaten mijn oren vol met zoemende beesten. Ieeeeeew. Er volgde er een grondige inspectie naar spinnen.
“Jij zei dat je kon kanoën” riep ik tegen Martijn.
Waarop hij droog antwoordde dat dat lastig is in je eentje in een tweepersoons kano. Touché.
4. De camper: mijn Pinterest-droom die rammelend instortte
Ik had een idyllisch, romantisch beeld van op vakantie gaan met een camper. Camper bij een meer. Een steigertje. ’s Morgens een duik nemen in het water terwijl er nog dauw hangt. Ik had er zelfs een Pinterest-bord voor. De realiteit: we huurden een joekel van een camper die laat kwam, smerig was en eerst een grote schoonmaakbeurt nodig had voordat ik mijn schone spullen er in wilde opbergen.
En toen moesten alle ‘essentiële’ spullen mee: vier fietsen (we zijn met z’n drieën), twee barbecues, een zak kolen waar je 3 maanden mee kon barbecuen en een extra gasfles voor de gasbarbecue. Ik zei al dat ík neuroses heb. Maar Martijn heeft zijn eigen verzameling heilige voorwerpen. We waren pas laat klaar met inpakken. Ik had nog voorgesteld de volgende dag te vertrekken. Daar was Martijn niet voor. Dus vertrokken om 20.45 uur en dat was een slecht plan.
Vanaf de eerste meter schudde dat ding alsof we in een kermisattractie zaten. Ik hing in de beugels met een hartslag die eerder bij een sprint hoorde dan bij vakantie. Mijn gedachten gingen naar de woorden van mijn zus: “campers vallen te pas en te onpas om”. Dat hielp niet. We sliepen die nacht op een parkeerplaats bij een tankstation, waar ik hyper alert lag te luisteren naar elk geluid omdat ik dacht dat er elk moment gas door de ventilatie gespoten kon worden. Logisch toch?!
De volgende dag werd het niet beter. De camper was te zwaar beladen en bij elke bocht had ik het gevoel dat we kantelden. Tijl zat achterin heerlijk filmpjes te kijken en merkte niks. Kinderen zijn gezegend met selectieve waarneming. Ik was inmiddels blij als er file was. Dan tufte we rustig door en kon ik mijn hartslag even verlagen. Maar zodra Martijn het tempo weer opvoerde, hing ik weer hysterisch in de beugels. Gaande weg de reis probeerde ik dat zo nonchalant mogelijk te doen. Ik ben benieuwd of dit er ook zo uitzag.
En alsof dat nog niet genoeg was, schade: kastjes vlogen open, spullen donderden eruit — schade nummer één. En bij het inparkeren op de camping parkeerde Martijn iets te strak langs een boom, want ja, dan heb je meer ruimte op je plek. Dat wel, maar wel met schade nummer twee. Bij thuiskomst mochten we dus nog een extra rekening aftikken.
Het werd geen Pinterest roadtrip. Geen meren. Geen steigertjes. Geen romantiek. Want regen en onweer. Dus andere keuzes, veel geschud, nonchalante hysterie en gelukkig evengoed ook heel hard gelachen om alles.
5. Spanje: samen fietsen & ik als viswijf achteraan
Tijdens dezelfde vakantie met de camper gingen we met z’n drieën met de fiets op pad. Als je dan toch vier fietsen mee hebt… Plus alles liever dan met de camper rijden. In het begin was het heerlijk. Mooi pad langs het strand met koeien in de wei, gezellige eettentjes, groen. Het was een ontspannen rit. Tijl en ik fietste met helmpjes op, zoals het hoort. Want verplicht in Spanje en natuurlijk safety first hè. Martijn zonder, want “veel te heet”.
Dat mooie, veilige pad eindigde op een autoweg. Dus fietste we gewoon met ons kind over de autoweg. Nou ja ‘gewoon’… Spanje is niet per se een land waar automobilisten rustig achter een fietser blijven hangen. Dus ik veranderde ik spontaan in een soort viswijf-meets-verkeersregelaar. “Kijk uit!” “Auto!” ”Aan de kant!” “TIJL!”
Alles wat een moeder in paniek roept, zeg maar. Ik schaamde me later kapot, maar op het moment zelf was ik volledig in survival-modus. En eerlijk? Tijl is heelhuids op de bestemming aangekomen en weer terug. Dat is wat telt.
Bonus: Bergmarmotten in Oostenrijk, maar eerst een hysterische bergrit
Deze zomer waren we op vakantie in Oostenrijk. Lieve vrienden van ons wonen daar en zij hebben een mooi appartementencomplex waar we konden logeren. Ik had die vakantie één wens: bergmarmotten spotten. Onze vriend Ruud wist wel een wandeling waar dat kon. Dus gingen we met een heel arsenaal aan vrienden en familie in vier auto’s achter elkaar in colonne de bergen in. De wandeling zelf was ook een avontuur, maar fantastisch.
De autorit omhoog… was een ander verhaal. In het begin ging het nog. Hier en daar een afgrondje, maar prima. Tot we door een slagboom gingen en het échte stijgen begon. Ik zag Ruud zijn bocht maken en dacht: Die rijdt zo achteruit weer terug. En toen moesten wij datzelfde stuk op. Ik hing weer in de beugels of schuin door de auto met mijn hoofd richting de achterbank en riep alleen maar:
“Mijn god, oh mijn god, Jezus, moet dit echt?”
En tegen Tijl mompelde ik nog: “Trek je niets van je moeder aan hoor, ze is helemaal gek.” (Het feit dat ik over mezelf in de derde persoon praat zegt al genoeg)
Mijn hoogtevrees maakte overuren. Een Toyota Yaris is ook niet per se het voertuig om mee tussen afgronden te slingeren. Eenmaal boven moest ik echt eerst even bijkomen. Ik stapte uit en liet Martijn de auto langs de afgrond parkeren. “Staat hij we goed op de handrem?”. “Jaaahaaa, ik ben niet gek.” Nee, dat ben ik wel…
De wandeling door de bergen maakte alles goed. Lichamelijk een uitdaging, maar met stokken en op mijn eigen tempo lukte het. Wat is het prachtig. Tijdens de wandeling werden we nog verrast door een kudde koeien. Ook een avontuur waar je hysterisch van kunt worden. Martijn werd niet gelukkig van de situatie. Ruud stond als een held met zijn stokken in de lucht de koeien te commanderen. En ik zag een paar bomen en dacht, volgens mij is dat een veilige plek. Martijn volgde mij snel. Toen de koeien voorbij waren, kwamen wij weer tevoorschijn. En die bergmarmotten? Die spotte we daarna. Check!
Na de wandeling gingen we gezellig bij de Alm nog wat eten en drinken. En wat is dat heerlijk. Het uitzicht, het eten, de gezelligheid met onze vrienden en familie. De gedachte aan de terugreis stelde ik nog even uit en voor de zekerheid nam ik een paar Radlers. Niet alleen omdat het lekker is, maar ook om iets ongeremder af te dalen. Ik reed niet, dus misschien zou het helpen om wat relaxter in de auto te zitten.
Maar de terugrit ging verrassend goed — misschien mede dankzij de Radlers? Of het was gewoon minder eng.
Dit zijn de hilarische, hysteriche vakantieverhalen. Regelmatig komt er weer eentje ter sprake. We lachen er nog steeds om, ook al zat ik er op het moment zelf wat anders bij, hahaha. Ik hoop dat je er net zo van hebt genoten als ik, achteraf dan.
Ciao 💕





